In dit onderdeel worden de instellingen en eigenschappen van de verschillende betaalmethoden vastgelegd. De beschikbare methoden worden voorgeschreven door het programma; u kunt zelf geen methoden aanmaken of verwijderen. De betaalmethoden worden gebruikt bij het verwerken van betalingen van verkoopfacturen.
Bij iedere betaalmethode legt u een aantal instellingen vast.
Naam: de naam van de betaalmethode.
Betaalwijzen: de omschrijvingen van de betaalwijzen in de betaalmethode. Iedere omschrijving moet overeenkomen met één van de tekstregels in de keuzelijst voor de betaalwijze in Facturen. Gebruikt u deze keuzelijst ook voor andere talen, neem de betaalwijzen in de andere talen dan ook op in de omschrijvingen, gescheiden door puntkomma's, bijvoorbeeld: contant;cash;a contant
Actief: geeft aan of de betaalmethode moet worden opgenomen in het betaalvenster bij facturen.
Contant: geeft aan of het een contante betaalmethode betreft, dwz. of het bedrag meteen als betaald moet worden beschouwd.
In kladkasboek: geeft aan of bij gebruik van de betaalmethode het bijbehorende bedrag ook in een kladkasboek moet worden geboekt.
Leg hier twee rekeningen vast voor het exporteren van verkoopfacturen en kasmutaties naar uw boekhoudpakket. Deze rekeningen worden alleen gebruikt in exports naar SnelStart. De grootboekrekening wordt ook toegepast bij het automatisch invullen van rekeningnummers in het kasboek.
Grootboekrekening: de rekening waarop het betaalde bedrag wordt geboekt voor de betreffende betaalmethode.
Tussenrekening: de rekening waarop dagelijks het totaal betaalde bedrag wordt geboekt voor de betreffende betaalmethode.
Leg alle wijzigingen in de betaalmethoden vast met Opslaan .
Verlaat het onderdeel met Esc of Afsluiten .
Zijn nog niet alle wijzigingen opgeslagen, dan geeft het programma een waarschuwing en krijgt u de gelegenheid dit alsnog te doen.