De menustructuur aan de bovenzijde van het scherm van waaruit alle beschikbare programma-onderdelen worden opgestart.
Het hoofdmenu is een vaste, door het programma bepaalde structuur van menu's en submenu's.
De menu's op het hoogste niveau zijn:
Heeft u meer dan één beeldscherm, dan wordt het hoofdmenu standaard bovenin het eerste beeldscherm geplaatst. Selecteer hiervoor een ander beeldscherm met de opstartparameter -monitor en het gewenste beeldschermnummer.
Direct onder het hoofdmenu vindt u de menubalk met veel gebruikte onderdelen.
De menubalk kunt u zelf samenstellen.
Onder de menubalk wordt de vensterbalk getoond met miniatuurweergaven van alle geopende onderdeelvensters.
Activeer de vensterbalk in beeldinstellingen. U kunt ook op Ctrl+M drukken om de vensterbalk aan- en uit te zetten.
De grootte van de miniatuurweergaven wordt ingesteld per computer.
Met het invoerveld onder de vensterbalk zoekt u naar gegevens binnen het programma.
Activeer het invoerveld met Ctrl+F of klik met de rechtermuistoets op de menubalk en selecteer de optie 'Zoeken'. Geef met de selectievakjes aan naar welke gegevenssoorten u wilt zoeken.
Het programma zoekt automatisch terwijl u bezig bent met typen in het invoerveld. De gevonden resultaten worden steeds getoond in de lijst direct onder het invoerveld. Naarmate u meer tekens intypt wordt de lijst bijgewerkt.
Dubbelklik in de lijst om een gevonden resultaat op te roepen in het bijbehorende programma-onderdeel of in de help.
De informatiebalk onderaan het hoofdmenu toont het actieve filiaal en de namen van de geselecteerde gebruiker, computer, medewerker en medewerkergroep en het door het programma gebruikte geheugen.
Activeer de informatiebalk in beeldinstellingen. U kunt ook op Ctrl+I drukken om de informatiebalk aan- en uit te zetten.